Die eerste maanden tastte de gerechtelijke politie volledig in het duister. Ze had geen enkel spoor, noch naar de dader of daders, noch naar het paneel. Tot 25 november 1934, ruim zeven maanden na de diefstal en bijna twee maanden na de laatste afpersingsbrief. Als een deus ex machina verscheen een verdachte op het toneel. Een dode verdachte.
De onfortuinlijke man heette Arsène Goedertier, een 58-jarige wisselagent uit Wetteren, een dorp vlakbij Gent. In een envelop in een bureaulade in zijn kantoor werden de dubbels van de dertien afpersingsbrieven gevonden. In zijn portefeuille zat een biljet van het bagagedepot in het Gentse Sint-Pietersstation. Dat leidde niet naar De Rechtvaardige Rechters, wel naar een schrijfmachine, wellicht die waarmee de dertien brieven geschreven waren.
Tot vandaag blijft Arsène Goedertier onze hoofdverdachte. Maar nog steeds ontbreekt een sluitend bewijs tegen de man. Hij was betrokken bij de afpersing, daarover kan weinig twijfel meer bestaan, maar geen enkele onverdachte getuige heeft hem aan de diefstal kunnen linken.
Waarom was hij zeker bij de afpersing betrokken? Niet omdat de dubbels van de dertien brieven in zijn kantoor werden gevonden, want dat staat nergens officieel bevestigd (en de officieuze versies zitten vol tegenstrijdigheden). Wel omdat er nog een klad voor een veertiende brief in het dossier steekt, wellicht gevonden samen met de dubbels. De brief is met de hand geschreven, Goedertiers vroegere secretaresse heeft het handschrift formeel herkend als dat van haar voormalige werkgever.
Er is nog een tweede bewijs. De winkelbediende die de schrijfmachine uit het Sint-Pietersstation verhuurd had, herkende in een foto van Goedertier formeel de huurder van het toestel. Het Elite-lettertype van de machine komt overeen met dat van de brieven, maar proeven om helemaal zeker te zijn deed de politie niet. Nergens in het gerechtelijke dossier staat ook dat de vingerafdrukken van Goedertier op de schrijfmachine gevonden zijn.
Eén getuige heeft Goedertier de nacht van de diefstal gezien. Gentbruggenaar Cesar Aercus zag toen twee verdachte mannen bij de kathedraal, een van de mannen kwam met een “plank” onder de arm uit de kerk, de andere wachtte bij een auto. De auto startte niet, Aercus bood zijn hulp aan, maar een van de mannen stuurde hem wandelen met 50 frank. Die vrijgevige man was Arsène Goedertier, zegt Aercus.
Het probleem met deze getuigenis is dat Aercus zelf een inbreker was – hij wilde die bewuste nacht een slag slaan in de buurt van kathedraal – en dat hij pas begin jaren veertig, toen hij in de gevangenis zat, dus lang na de feiten, met zijn verhaal naar buiten kwam. Bovendien identificeerde hij Goedertier toen niet. Dat deed hij pas in de jaren vijftig in een gesprek met kanunnik Alidor Hulpiau, toen hij de Wetteraar aanduidde op een foto.
75 jaar vermist - deel 3 (slot): Een Belgische JFK.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten