Een halve eeuw zoekt Karel Mortier nu al naar De Rechtvaardige Rechters. Zopas publiceerde de gepensioneerde hoofdcommissaris zijn vierde boek over de Lam Gods-diefstal. Nog altijd is hij ervan overtuigd dat de Wetterse wisselagent Arsène Goedertier bij de zaak betrokken is, maar tegelijk zijn de vermoedens groot dat er hoge politieke belangen meespeelden.
"Maak mij daarover eens een analyse", zei de prof en hij gaf het dikke dossier aan de student. Eind jaren veertig zijn we dan, aan de Gentse universiteit. De prof was strafrechtspecialist C.J. Vanhoudt, advocaat-generaal aan het Gentse hof van beroep. Het dossier was dat van de De rechtvaardige rechters. De student heette Karel Mortier. Hij was dan nog maar pas in dienst bij de Gentse politie - hij zou er later hoofdcommissaris worden - en wilde criminologie studeren. De student zag dat het dossier één grote chaos was, onmogelijk om een eindwerk over te maken. Vanhoudt toonde begrip en gaf Mortier een andere opdracht, maar de student had de microbe te pakken.
In 1956 begon Karel Mortier in zijn vrije uren het dossier rustig door te nemen, het begin van een monumentaal levenswerk dat nog altijd niet voltooid is. Een halve eeuw is de man nu al met zijn eigen onderzoek naar het verdwenen paneel bezig. Niemand kent het verhaal beter dan hij. Een verhaal dat begon in nacht van 10 op 11 april 1934, toen twee Lam Gods-panelen uit de Gentse Sint-Baafskathedraal verdwenen. Het bisdom ontving dertien met D.U.A. ondertekende afpersingsbrieven. Eén paneel werd terugbezorgd, Johannes de Doper. Het tweede, De Rechtvaardige Rechters, is nog altijd vermist.
Karel Mortier schreef samen met journalist Noël Kerckhaert drie boeken over het onderwerp. Het derde, Dossier Lam Gods, blies in 1994 de zaak nieuw leven in. Een nieuwe generatie onderzoekers raakte gepassioneerd. Na het overlijden van Kerckhaert ging Mortier alleen voort met zijn onderzoek. Zopas publiceerde hij zijn vierde boek, De verdwenen rechters, een herwerking van de vorige drie, aangevuld met nieuwe elementen.
De basis van Mortiers theorie blijft onveranderd. Er waren minstens twee personen bij de diefstal betrokken, zegt hij. Hij reconstrueerde de situatie in de Vijdkapel en kwam tot een duidelijke conclusie: als de diefstal door één persoon zou zijn uitgevoerd, dan bezat "die allicht de allures van de godheid Shiva met al haar armen".
Mortier is er ook van overtuigd dat Arsène Goedertier op zijn minst weet had van de afpersing en er mogelijk aan heeft meegewerkt. De Wetterse wisselagent overleed op 25 november 1934. Op zijn sterfbed zou hij aan zijn vriend, de advocaat en latere senator Georges De Vos, hebben gezegd dat alleen hij het paneel wist zijn. Bij Goedertier thuis zouden nadien de doorslagen van de dertien D.U.A.-brieven zijn gevonden.
In De verdwenen rechters maakt Mortier voor het eerst gewag van een verklaring uit 1973 van de ondertussen overleden kanunnik Alidor Hulpiau. Die blijkt begin jaren vijftig met kroongetuige Cesar Aercus te hebben gesproken, de man die op de bewuste nacht toevallig in de buurt van de kathedraal wilde inbreken en op dat moment twee mannen zag naast Sint-Baafs: een van de mannen kwam met een 'plank' onder de arm uit de kerk, de andere wachtte bij een auto. De auto startte niet, Aercus bood zijn hulp aan, maar de mannen stuurden hem wandelen met 50 frank. Kanunnik Hulpiau had tijdens zijn gesprek enkele foto's getoond en Aercus had er "direct, zonder Goedertier te kennen, deze uitgepikt, als de vrijgevige nachtelijke pechlijder". Een belangrijk nieuw element, de eerste getuige die Goedertier ook op de plaats van de diefstal signaleert. Alidor Hulpiaus neef onthulde vorig jaar in De Morgen dat de kanunnik de nacht van de diefstal toevallig ook voorbij de kathedraal was gepasseerd, maar niet aan Aercus' kant, en toen een "open kolenkar" met drie mannen erbij zag aan een zij-ingang van de kathedraal.
Arsène Goedertier wordt door zijn tijdgenoten als een bijzonder man omschreven, iemand met een rijke fantasie die overal wel een mening over had. "Valère Goedertier, die zijn broer Arsène zeer goed kende, typeert hem als 'een Da Vinci'", schrijft Mortier. "Voor sommigen wellicht slechts een stap om over te schakelen naar een 'Da Vinci-code' in de D.U.A.-brieven." Veel speurders menen dat in de afpersingsbrieven een code zit die naar de bergplaats leidt. Zover drijft Mortier het niet, maar uit een analyse van de brieven, en ook van latere verklaringen van onder meer Goedertier, komt hij tot de conclusie dat de dief De Rechtvaardige Rechters vermoedelijk in de kathedraal zelf heeft verstopt en Johannes de Doper mee naar huis nam. "Waar verberg je het best een boom? In het bos." Mogelijk zit het er nog, zegt Mortier. In 1996 liet hij zelf een fiberscooponderzoek uitvoeren in het kapittelhuis en op de doksalen. "Door kredietbeperking kon nog geen verder nazicht gerealiseerd worden."
Wat dreef de Wetterse wisselagent tot de diefstal? Zeker geen financiële problemen, stelt Mortier, want die had Goedertier toen niet. Hij vermoedt dat er hoge politieke belangen speelden. Tijdens de oorlog was het gerucht al opgedoken dat de familie van de katholieke toppoliticus Frans van Cauwelaert er iets mee te maken had gehad. Dat gerucht klopte, vernam Mortier in de jaren zestig, zowel van DeVlag-leider Jef Van de Wiele als van architect Max Winders. Goedertier zat vol politieke ambities en had connecties. Op zijn begrafenis was minister Edmond Rubbens aanwezig. Mortier signaleert enerzijds "merkwaardige (mogelijk toevallige) analogieën" tussen het verloop van de Lam Gods-zaak en een "spraakmakende verwikkeling in de Katholieke Unie en haar aanverwante organisaties". Het gaat met name over zware problemen waarin de Bank-Unie van zoon Emiel van Cauwelaert in 1934 was terechtgekomen, problemen die de hoogste kringen fel verontrustten, stelt Mortier. Een van die "merkwaardige analogieën" is dat minister Frans van Cauwelaert op 26 november 1934, nauwelijks vijf dagen na de eedaflegging van de nieuwe regering-Theunis, zijn ontslag aanbood. Daags voordien was Goedertier overleden, na zijn 'biecht' bij Georges De Vos. De Vos was een goede bekende van Frans van Cauwelaert.
Anderzijds stelde Mortier vast dat de bisdommen in 1932 de reorganisatie van de katholieke partijstructuur zouden hebben gesteund, alle bisdommen behalve Gent. "Arsène, om bij Rubbens en zijn politieke milieu op een goed blaadje te blijven staan, zou dan - op zijn manier - gepoogd hebben toch te zorgen voor 'een bijdrage'." In beide verhalen, het verhaal-Van Cauwelaert en het verhaal-Rubbens, heeft Mortier evenwel "geen formele bewijzen gevonden over een binding met de kunstroof".
De verdwenen rechters is het resultaat van een zelden geziene gedrevenheid. Zo gedreven is Mortier dat hij soms alleen nog maar zijn eigen versie ziet en alles wat andere speurders naar boven halen snerend van tafel veegt, ook al zitten daar waardevolle elementen tussen. Dat belet niet dat Mortier de geschiedenis zal ingaan als de man die de zaak heeft gered. Zeventig jaar geleden heeft justitie er werkelijk niks van gebakken, een Belgisch verhaal. Mortier is dat onderzoek helemaal opnieuw begonnen en hij heeft daarbij cruciale documenten boven water kunnen halen. Als er vandaag nog hoop is dat het paneel ooit opduikt, dan is die hoop voor een groot stuk aan Mortier te danken.
De verdwenen rechters. Analyse van een kunstroof telt 364 blz., kost 22 euro en is uitgegeven bij Academia Press, Gent.
(gepubliceerd in De Morgen, op 8 juni 2005)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten